Zeemeerminnenlingerie

In het donker de monding binnengedreven,
verwonderd rondgekeken naar de
blinde dobbelstenen van de Hoek,
de stalen Melkweg van de Europoort,
stroomopwaarts door de open deuren
van het Scheur gevoerd.

Langs de Eerste Stad gedobberd,
glimpen opgevangen van De Hoop,
de natte neus geprikkeld
door de gifgroene geuren van Pernis,
vergane glorie van haring voorbijgekomen,
jenever en hoge windmolens ook.

Nieuwsgierig verder gesparteld
– het water almaar zoeter –
links een springplank van De Pelgrimvaders,
rechts een gewezen hoerenbuurt
en op de Kop van Zuid
een megalomane blokkendoos.

De Zwaan ontdekt
– deemoedig geknield –
ruggelings eronderdoor gezwommen,
spetterend de geschubde staart,
moeizaam bij het Bolwerk
op ’t basalt geklauterd.

Zich voorzichtig uitgekleed,
vuile sluiers opgehangen naast Auke’s lijn,
het naakte lijf met schuim gewassen en
toen verleidelijk zingend op zoek gegaan
naar mannelijk schoon – de wind
Erasmus’ tuien tokkelend in de maneschijn.

Copyright Degenaar, M. (2017)