och, wat sta je toch weer mooi te wezen
met je licht gebogen rug
zo bescheiden in de schaduw van een boom
verscholen tussen het steen
verdwaald tussen hoekige gevaartes
sierlijk als een druivenrank
ik berijd je
streel je huid
je zwart zo zacht
je ziel zo zuiver
wonderschoon wezen
ik heb je lief