krom en kreupel, onder
vruchtenvracht gebukt,
door krukken gestut,
windbeschut, vlezige
tenen in de aarde
door de VOC naar hier ver-
scheept, flank van de Maas,
aan de voet van de dijk geplant;
een witte voorzaat ooit getuige
van een noodlottig misverstand
hij, knapste aller jongemannen,
voor hun heimelijk treffen te laat,
werpt zich door haar ossenbloed-
bevlekte sluier misleid
in zijn zwaard
zij, schoonste van de meisjes uit
het Oosten, ontwaart zijn stervend
lijf, plengt tranen in zijn wond
stort zich eveneens
in het nog lauwe ijzer
in één urn hun as gepaard
donkerrood ooft
geplukt, warm van de zon
tong en lippen gekust
zo onzegbaar zoet
zo rijk van smaak
sap druipt langs mijn kin
spat op de aarde
druppels bloed